Samenvatting
De Werkgroep Consilium Abeundi heeft in 2000 aan het Disciplineoverlegorgaan Medische Wetenschappen (DMW) advies uitgebracht over een regeling voor het beoordelen gedurende de studie van de geschiktheid van studenten geneeskunde, tandheelkunde en diergeneeskunde voor de beroepsuitoefening.1 Voor deze beoordeling wordt uitgegaan van de algemene klinische competentie, beschreven in de algemene eindtermen van ‘Raamplan 1994 artsopleiding’.2 Voor het verwerven van deze competentie moeten drie soorten vaardigheden worden aangeleerd: cognitieve en psychomotorische vaardigheden, die de basis vormen voor professioneel handelen, waardoor de bekwaamheid voor de beroepsuitoefening wordt verworven; en gedragsvaardigheden, nodig voor het aanleren van professioneel gedrag, waarmee de geschiktheid voor de beroepsuitoefening wordt verworven.