Samenvatting
Inleiding
Een goede beoordeling van medische competentie vereist verschillenden toetsmethoden. Er moeten keuzes worden gemaakt: wat wordt op welk niveau en op welke wijze getoetst? De te toetsen taken en de opleidingsfase bepalen de keuze van de toetsmethode.
Blauwdruk
Belangrijke aspecten van de keuze van een toetsmethode zijn samengebracht in een globale blauwdruk, een piramidemodel, waarin toetsinhoud, domeinen en aandoeningen, en toetsniveaus, van kennen en kunnen tot (dagelijks) doen, onderscheiden worden. Dit model kan behulpzaam zijn bij het ontwikkelen van toetsen voor verschillende onderwerpen en fases van de geneeskundeopleidingen. De voorspellende waarde van kennis- en vaardigheidstoetsen voor de kwaliteit van feitelijk handelen in de praktijk blijkt bij praktiserende huisartsen gering. Kennis en kunde kunnen in de eerste opleidingsfasen door kennistoetsen en vaardigheidstoetsen worden beoordeeld. Uiteindelijk heeft toetsing door observatie van het handelen van studenten en artsen in de klinische praktijk de voorkeur: daar moeten immers kennis en kunde integraal worden toegepast.
Directe observatie
Directe observatie in de klinische praktijk vereist standaardisatie van de aangeboden casuïstiek, gezien de grote variatie in patiënten en aandoeningen. Standaardisatie bevordert de validiteit, betrouwbaarheid en haalbaarheid van de methode. Selectie van casus is een belangrijk instrument. Deze wordt beschreven, evenals de noodzakelijke betrouwbaarheidsanalyse en kostenaspecten. Twee methoden van directe observatie van het handelen in de klinische praktijk worden kort uitgewerkt: observatie door incognito (simulatie)patiënten en video-observatie. (Ram P, Hobma S, Aretz K. Viva in vivo assessment (VIVA); toetsing van het handelen van artsen en studenten door observatie in de klinische praktijk. Tijdschrift voor Medisch Onderwijs 2001;20(5):196-204.)