Context / probleemstelling of aanleiding
Probleemstelling:
Verpleegkundeopleidingen streven ernaar studenten op te leiden tot zelfstandige, kritische beroepsbeoefenaren. Tijdens stages leren studenten door mee te draaien in de patiëntenzorg. Wanneer hierbij veel nadruk ligt op het uitvoeren van taken, gaat dit ten koste van hogere-orde leerprocessen zoals klinische besluitvorming en kritisch denken. Onderwijsinstellingen werken dan ook samen met ziekenhuizen om studenten te helpen actief hun leerproces te sturen en praktijk en theorie te koppelen. In de literatuur ontbreekt echter een kritische discussie over het gewenste leerproces en de bijbehorende leeruitkomsten tijdens praktijkstages. Wij onderzochten daarom opvattingen van actoren die betrokken zijn bij de verpleegkundeopleiding over het gewenste proces en de gewenste uitkomsten van het praktijkleren. Deze opvattingen kunnen gebruikt worden als basis voor training en beleidsontwikkeling.
Methode:
De studie volgde een fenomenografische benadering met semi-gestructureerde interviews. Fenomenografie past binnen een interpretivistisch onderzoeksparadigma en onderscheidt zich van fenomenologie doordat het de variatie in opvattingen over een fenomeen onderzoekt in plaats van de essentie van ervaringen met dit fenomeen(1). Wij vroegen 25 betrokkenen bij het praktijkleren (studenten, werkbegeleiders, praktijkopleiders, professionals van de onderwijsinstelling in een academisch medisch centrum) om een geslaagde, en een minder geslaagde stagedag van een student te beschrijven. Wij gebruikten deze concrete ervaringen als uitgangspunt voor het verkennen van onderliggende opvattingen. Data werden open gecodeerd volgens de stappen van de fenomenografische analyse: uit de gehele datapool werden tegelijkertijd a) manieren waarop het gewenste proces en de uitkomsten van het fenomeen ‘praktijkleren’ worden opgevat en b) dimensies, waarlangs de opvattingen variëren, geïdentificeerd. Vervolgens werden relaties tussen opvattingen en dimensies in kaart gebracht. Data werden door twee onderzoekers gecodeerd en alle stappen werden in het onderzoeksteam bediscussieerd.
Resultaten (en conclusie):
We vonden vier opvattingen over het gewenste proces en de gewenste uitkomsten van praktijkleren. Praktijkleren als een proces om 1) te voldoen aan de eisen van het curriculum; 2) weloverwogen patiëntenzorg te leren verlenen; 3) patiëntenzorg te leren verlenen binnen de bredere (zorg)context; 4) een continu ontwikkelende professional te worden. We identificeerden vijf dimensies om de variatie tussen deze opvattingen mee te beschrijven: 1) rol van opleidingsrichtlijnen; 2) geschikte leersituaties; 3) focus werkbegeleider; 4) focus van reflectie van student en 5) gewenste resultaten van praktijkleren. De opvattingen waren hiërarchisch geordend: opvatting 1 beperkte zich tot leren binnen vastgestelde kaders volgens formats. Opvattingen 3 en 4 beschouwden leren meeromvattend, als flexibel afgestemd op mogelijkheden van de student en de zorgcontext. Het verschil tussen opvatting 3 en 4 illustreert twee patronen binnen de opvattingen: een verschuiving in focus van externe eisen naar persoonlijke ontwikkeling, en van de individuele patiënt naar de gehele zorgcontext. De vier opvattingen werden teruggevonden onder alle typen actoren.
Discussie :
Ondanks een samenwerking tussen onderwijsinstellingen en ziekenhuizen, bestaan er verschillende opvattingen over het gewenste proces en de gewenste uitkomsten van praktijkleren. Onze resultaten suggereren dat een beperkte focus op de eisen van het curriculum en/of de individuele patiënt de ontwikkeling van hogere orde-leerprocessen in de weg kan staan. Een beperking van de studie is dat met deze methode geen opvattingen op subgroep-niveau onderscheiden konden worden. Training en beleidsontwikkeling op basis van deze opvattingen kan zich richten op hoe leerkansen in samenspraak tussen werkbegeleiders en student worden benut en hoe ruimte en tijd gecreëerd kan worden voor een overstijgende blik op de zorg. Hierbij is inhoudelijke ondersteuning vanuit de onderwijsinstelling gewenst. Deze aanbevelingen sluiten aan op literatuur over het belang van co-regulerend leren(2).
Referenties:
1. Marton F. Phenomenography—a research approach to investigating different understandings of reality. J Thought. 1986:28-49.
2. Bransen D, Govaerts MJ, Sluijsmans DM, Driessen EW. Beyond the self:
The role of co‐regulation in medical students’ self‐regulated learning. Med Educ. 2020;54(3):234-41.