Context / probleemstelling of aanleiding
Probleemstelling (inclusief theoretische onderbouwing en onderzoeksvraag/vragen):
Interprofessionele samenwerking is van toenemend belang in de huidige complexe patiëntenzorg. Literatuuronderzoek laat zien dat interprofessionele educatie (IPE) effectief is in het verbeteren van attitudes van studenten naar andere disciplines. De meeste studies laten een positief effect zien direct na een interventie, maar of IPE ook op de lange termijn effectief is in het verbeteren van interprofessionele samenwerkingscompetenties is niet duidelijk. In dit onderzoek hebben we gekeken naar hoe motivatie voor interprofessioneel samenwerken en samenwerkingscompetenties veranderen, en invloed hebben op elkaar, tot een jaar na een IPE-interventie.
Methode:
In één jaar hebben geneeskunde- en verpleegkundestudenten vier keer een behandelplan opgesteld voor een papieren casus over een klinische patiënt. In de interventiegroep (IPE-groep) werd het plan gezamenlijk door een geneeskunde- en een verpleegkundestudent geschreven. In de controlegroep (UPE-groep) schreven de studenten het plan alleen. De self-determination theorie werd gebruikt om te kijken naar de studentmotivatie en de relatie tussen motivatie en competentie. Autonome en gecontroleerde motivatiescores werden gemeten met de zelf-regulatievragenlijst op T1 (voor de interventie), T2 (direct na de laatste sessie) en T3 (één jaar erna, per email). Met de Interprofessional Collaborative Competencies Attainment Survey (ICCAS) op T3 hebben studenten aangegeven wat hun niveau was vóór de interventie en nu, bij verschillende interprofessionele samenwerkingsvaardigheden. De analyses zijn gedaan met lineair mixed models voor de motivatiescores en met lineaire regressie analyse voor de relatie tussen motivatie- en competentie-scores.
Resultaten (en conclusie):
Honderdzevenentwintig studenten werden geïncludeerd. In de IPE-groep waren de autonome motivatiescores: 4.0, 3.8, en 4.0 (maximum 5), op T1, T2 en T3 respectievelijk, waarbij T2 significant lager was dan T1. De gecontroleerde motivatiescores waren: 2.4, 2.2 en 2.9, waarbij T3 significant hoger was dan T1. In de UPE-groep waren de autonome motivatiescores: 3.9, 3.8, en 3.8, en de gecontroleerde motivatiescores: 2.3, 2.5, en 2.5. Deze scores veranderden niet significant door de tijd, maar de gecontroleerde motivatiescores op T3 waren wel significant verschillend van de IPE-groep.
Het verschil tussen de pre- en post-score van de ICCAS verschilden significant tussen de beide groepen: in de IPE-groep was de toename van de score significant groter.
De regressieanalyse toonde een significante relatie tussen de competentiescores en autonome motivatiescores op T3.
Discussie (beschouwing resultaten en conclusie in het kader van de theorie):
De meeste motivatiescores tussen de UPE- en IPE-groep verschilden niet van elkaar noch door de tijd. De afname van autonome motivatie op T2 in de IPE-groep was wellicht veroorzaakt door de interventie die een ‘verplicht’ karakter had, hoewel dit niet terug te zien is in de gecontroleerde motivatie. Op T3 bleek er een verschil in proportie verpleegkundestudenten tussen de IPE en UPE groep. Dit zou de andere gevonden verschillen in motivatie kunnen verklaren. Verpleegkundestudenten lijken namelijk meer autonoom en gecontroleerd gemotiveerd voor interprofessionele samenwerking, mogelijk op basis van de inrichting van hun curriculum. Dit verschil tussen verpleegkundigen en artsen wordt ook in de literatuur beschreven.
De resultaten van de ICCAS laten zien dat de studenten in de IPE-groep meer zijn gegroeid in samenwerkingscompetenties dan de studenten in de UPE-groep. Dit is in lijn met andere studies. Of er een effect is op de lange termijn lijkt mede afhankelijk van de duur van de interventie, waarbij onze interventie van voldoende omvang lijkt om dit te bereiken.
De resultaten van de regressieanalyse tussen motivatie en competentie zijn in lijn met de self-determination theorie, waarin meer autonome motivatie resulteert in betere vaardigheden. Dit onderzoek laat zien dat dit effect ook op de lange termijn aanwezig blijft, wat waardevol is binnen de literatuur over IPE. Op basis van deze resultaten kan interprofessionele educatie ingezet worden in medische en verpleegkundige basiscurricula om de intrinsieke motivatie voor interprofessioneel samenwerken te vergroten en hen daardoor meer competent te maken op dit vlak.
Referenties:
Beschrijving van de interventie/innovatie:
Ervaringen/analyse van de implementatie:
Lessons learned (implicaties voor de praktijk):
Referenties:
Trefwoorden:
IPE&C Team based learning