Context / probleemstelling of aanleiding
Probleemstelling (inclusief theoretische onderbouwing en onderzoeksvraag/vragen):
Om te zorgen dat alle toekomstige artsen onderzoek kunnen gebruiken en uitvoeren, zoals ook opgenomen in de CanMEDS, bieden medische universiteiten diverse hands-on onderzoekservaringen aan. Deze onderzoekservaringen zijn vaak op vrijwillige basis (keuzevak of extra-curriculair) als gevolg van substantiële investering van tijd en mankracht. Hierdoor blijkt een deel van de studenten af te studeren zonder hands-on onderzoekservaring.¹ Het is uitdagend om elke student onderzoekservaring te bieden en kritische evaluatie van het effect is daarom belangrijk. Deze studie onderzoekt het effect van verplichte onderzoeksprojecten op motivatie en ambities voor onderzoek. De Self-Determination Theory (SDT) veronderstelt dat intrinsieke motivatie (IM) van betere kwaliteit is ten opzichte van extrinsieke motivatie (EM). Eerder onderzoek² toont dat IM voor onderzoek leidt tot meer wetenschappelijke activiteit, en hetzelfde wordt verondersteld voor het gebruik ervan. IM wordt versterkt als drie psychologische basisbehoeften worden vervuld; verbondenheid, autonomie en self-efficacy. Om motivatieverandering beter te begrijpen wordt daarom het effect van de ontwikkeling van deze determinanten op motivatie ontwikkeling bekeken. Tot slot bestuderen we motivatieverandering van studenten die geen onderzoek zouden doen wanneer onderzoek niet verplicht zou zijn.
Methode:
In deze longitudinale studie werden medisch studenten van het LUMC die tussen oktober 2020 en augustus 2022 hun verplichte wetenschapsstage deden gevraagd te participeren. Hiertoe vulden 304 studenten (94.4%) aan het begin en einde van hun wetenschapsstage een vragenlijst met gevalideerde constructen op een 7-punt Likert antwoordschaal in over theoretische determinanten (onderzoekspercepties, verbondenheid, autonomie, self-efficacy) en uitkomsten (IM, EM, academische ambities). Middels multipele lineaire regressie analyses werd het effect, gecorrigeerd voor mogelijke confounders, van ontwikkeling van theoretische determinanten op IM en EM ontwikkeling tijdens de wetenschapsstage en het effect van motivatie op academische ambities onderzocht.
Resultaten (en conclusie):
Tijdens verplichte wetenschapsstages groeide IM voor onderzoek in drie van de vier studenten gemiddeld 0.6 punt. Bij de overige één op de vier studenten daalde deze 0.7 punt. EM steeg bij 60% van de studenten gemiddeld 0.7 punt en daalde bij 40% met 0.9 punt. In de meerderheid van de studenten stegen onderzoekspercepties, self-efficacy, verbondenheid en autonomie welke significant bijdroegen aan IM groei (gecorrigeerde β=.38, .31, .15, .14, respectievelijk). Toename van onderzoekspercepties en self-efficacy droeg significant bij aan EM (gecorrigeerde β=.37, .15, respectievelijk). IM en EM waren significant positief gerelateerd aan academische ambities (gecorrigeerde β=.82, .16, respectievelijk). Ruim één op de vier studenten gaf aan initieel geen onderzoek te willen doen. Deze subgroep had lagere baseline IM, EM en academische ambities (gemiddeld scoreverschil 1.07, .88, 2.10, respectievelijk). De meerderheid in deze subgroep steeg in theoretische determinanten, IM (74%), EM (60%) en academische ambities (72%). Bovendien stegen zij tijdens hun stage gemiddeld meer dan de overige studenten in IM (0.47 punt versus 0.20), EM (0.08 versus 0.06) en academische ambities (0.38 versus 0.13), maar behaalden zij hierin geen gelijke eindniveaus.
Discussie (beschouwing resultaten en conclusie in het kader van de theorie):
Verplichte wetenschapsstages verzekeren niet alleen hands-on onderzoekservaring bij elke toekomstige dokter, maar dragen ook positief bij aan motivatie voor onderzoek en academische ambities. Dit komt met name door ontwikkeling van positieve onderzoekspercepties en self-efficacy, maar ook door verbondenheid en autonomie tijdens onderzoeksstages. Studenten die vooraf aangeven geen interesse in onderzoek te hebben groeien gemiddeld meer in motivatie. Desondanks blijft hun motivatie na afloop lager ten opzichte van overige studenten. Slechts één op de tien studenten heeft initieel geen onderzoeksinteresse in combinatie met een daling van motivatie tijdens de stage. Hoewel dit onwenselijk is en verder onderzoek behoeft, rijst de vraag of het onwenselijker zou zijn als zij zonder hands-on onderzoekservaring zouden afstuderen als dokter.
Referenties:
1.Amgad M et al.(2015).Medical Student Research:An Integrated Mixed-Methods Systematic Review and Meta-Analysis.PLoSOne.10(6):e0127470.
2.Ommering BWC et al.(2019).Fostering the physician-scientist workforce:
a prospective cohort study to investigate medical students’ motivation for research on research involvement.BMJ Open.9(7),e028034.