Effecten van (de)motiverende supervisiestijlen op psychologische basisbehoeften en intrinsieke motivatie van arts-assistenten – een experimentele scenariostudie

Informatie
Auteurs
A. D. C. Jaarsma
C.J. Albers
N.W. van Yperen
R.J. Duvivier
W.E. van der Goot
Organisatie
Martini Ziekenhuis
Rijksuniversiteit Groningen
UMC Groningen
Universiteit Utrecht
Congres
Samen leren, samen werken - Congres 2023
Context / probleemstelling of aanleiding

Probleemstelling (inclusief theoretische onderbouwing en onderzoeksvraag/vragen):

Intrinsieke motivatie is belangrijk voor welbevinden en professionele ontwikkeling van arts-assistenten en kan uitval beperken. De manier waarop arts-assistenten supervisie ontvangen van een medisch specialist kan hun intrinsieke motivatie stimuleren of belemmeren. Vanuit de zelf-determinatie theorie is bekend dat vervulling van de drie psychologische basisbehoeften (autonomie, competentie en verbondenheid) intrinsieke motivatie stimuleert, terwijl frustratie van deze behoeften intrinsieke motivatie belemmert[1]. Het is nog onvoldoende duidelijk welke effecten verschillende supervisiestijlen hebben op deze drie psychologische basisbehoeften, en vervolgens op de intrinsieke motivatie. In dit onderzoek hebben we de effecten van vier supervisiestijlen[2] (hoog versus laag in behoefteondersteuning en hoog versus laag directief) op de drie psychologische basisbehoeften en intrinsieke motivatie onderzocht. Onze hypotheses zijn (1) dat lage (versus hoge) behoefteondersteunende stijlen een negatief effect hebben op de basisbehoeften en intrinsieke motivatie, (2) dat het negatieve effect van lage behoefteondersteunende stijlen wordt versterkt wanneer ze hoog directief zijn en (3) dat effecten van supervisiestijlen op intrinsieke motivatie worden gemedieerd door vervulling en/of frustratie van de drie psychologische basisbehoeften.

Methode:

Vier verschillende scenario’s beschreven fictieve patiënten op de spoedeisende hulp, waarbij de arts-assistent gedurende het diagnostisch proces een supervisor belt voor overleg. De reactie van de supervisor (de supervisiestijl) hebben we gemanipuleerd. De supervisiestijlen verschilden in behoefteondersteuning (hoog versus laag) en directiviteit (hoog versus laag). De effecten van de supervisiestijlen zijn gemeten met gevalideerde schalen over psychologische behoeftevervulling en –frustratie en intrinsieke motivatie. In het eerste experiment evalueerden arts-assistenten één supervisiestijl (between-subjects design) en in het tweede experiment evalueerden arts-assistenten alle vier supervisiestijlen (within-subjects design).

Resultaten (en conclusie):

Experiment 1 bevatte 150 arts-assistenten (73.3% vrouw, 35.3% ANIOS) met een gemiddelde leeftijd van 29.8 (SD = 3.1) en werkend bij 22 verschillende specialismen. Experiment 2 bevatte 46 arts-assistenten (71.7% vrouw, 52.2% ANIOS) met een gemiddelde leeftijd van 29.0 (SD = 2.6) en werkend bij 18 verschillende specialismen. Multivariate variantieanalyses toonden aan dat arts-assistenten in de lage behoefteondersteuning condities significant lagere behoeftevervulling én intrinsieke motivatie ervoeren dan in de hoge behoefteondersteuning condities (Hypothese 1). Echter, het verwachte negatieve effect van de supervisiestijl die laag in behoefteondersteuning én hoog in sturing was (Hypothese 2), vonden we vooral in experiment 2. Tot slot toonden mediatie-analyses aan dat alleen autonomie- en competentievervulling het effect van supervisiestijl op intrinsieke motivatie consistent voorspelden (Hypothese 3). We concluderen dat behoefteondersteunende supervisie belangrijk is voor de intrinsieke motivatie van arts-assistenten, en dat dit effect kan worden verklaard door autonomie- en competentievervulling.

Discussie (beschouwing resultaten en conclusie in het kader van de theorie):

Dit onderzoek draagt bij aan theorievorming doordat het bewijs levert voor het positieve motivatie pad, namelijk dat vooral behoeftevervulling intrinsieke motivatie voorspelt. Voor vervolgonderzoek is het relevant om het gehele spectrum van motivatie (intrinsiek tot extrinsiek) te evalueren om de rol van behoeftefrustratie te kunnen verklaren, maar ook de effecten van verschillende supervisiestijlen op motivatie van arts-assistenten verder te kunnen nuanceren. Daarnaast kunnen individuele verschillen tussen arts-assistenten eveneens een rol spelen, bijvoorbeeld in welke mate zij behoeftevervulling nastreven. Om de supervisiedynamiek tussen arts-assistenten en medisch specialisten in de context te duiden zijn observatiestudies wenselijk. Een praktische implicatie van dit onderzoek is dat de scenario’s gebruikt kunnen worden in trainingen voor medisch specialisten om herkenbaarheid van en voorkeuren voor supervisiestijlen te exploreren, hierop te reflecteren en handvatten te krijgen voor het aanleren van behoefteondersteunende supervisiestijlen. Tot slot kunnen de scenario’s gebruikt worden als voorbeeld om (de)motiverende supervisiestijlen te vertalen naar andere beroepsgroepen in de gezondheidszorg.

Referenties:

Vansteenkiste M, Ryan RM, Soenens B. Basic psychological need theory: Advancements, critical themes, and future directions. Motivation & Emotion. 2020;44(1):1-31.

Sawatsky AP, O’Brien BC, Hafferty FW. Autonomy and developing physicians: Reimagining supervision using self‐determination theory. Medical Education. 2022;56(1):56-63.

Banner
Banner
Banner

Zorgverleners voor de wereld van morgen

15 en 16 mei Hotel Zuiderduin in Egmond aan Zee