Context / probleemstelling of aanleiding
Probleemstelling (inclusief theoretische onderbouwing en onderzoeksvraag/vragen):
Vervulling van de drie psychologische basisbehoeften (autonomie, competentie en verbondenheid) wordt beschouwd als universele vereiste voor motivatie en welbevinden binnen de zelf-determinatie theorie [1]. Er is discussie hoe strikt dit principe van universaliteit is. Namelijk, kunnen individuele verschillen ook van invloed zijn op de mate van behoeftevervulling of –frustratie en de positieve of negatieve effecten hiervan? Er zijn aanwijzingen dat mensen met een sterkere behoefte aan de psychologische basisbehoeften meer baat kunnen hebben bij behoeftevervulling dan mensen met een minder sterke behoefte [2]. In eerder onderzoek vonden we dat hoge (versus lage) behoefte-ondersteunende supervisiestijlen van medisch specialisten psychologische basisbehoeften en motivatie van arts-assistenten positief (versus negatief) beïnvloedden. In deze vervolgstudie onderzoeken we of individuele verschillen in werkgerelateerde sterkte van de psychologische basisbehoeften van arts-assistenten invloed hebben op deze effecten van supervisiestijlen van medisch specialisten op welbevinden van arts-assistenten. We verwachten dat als arts-assistenten een sterkere behoefte aan psychologische basisbehoeften hebben dat (1) effecten van behoeftevervulling en -frustratie op positief respectievelijk negatief welbevinden toenemen (Hypothese 1) of (2) effecten van supervisiestijlen op behoeftevervulling en -frustratie toenemen, waardoor het positief of negatief welbevinden ook toeneemt (Hypothese 2).
Methode:
Met geschreven vignetten werden respondenten gevraagd zich voor te stellen dat zij een fictieve patiënt zagen op de spoedeisende hulp en gedurende het diagnostisch proces telefonisch overlegden met een supervisor. In deze vignetten werd de reactie van de supervisor experimenteel gemanipuleerd. Deze supervisiestijl verschilde in behoefte-ondersteuning (hoog versus laag) en sturing (hoog versus laag). Respondenten werden willekeurig toegewezen aan een van de experimentele condities. Gevalideerde schalen bepaalden werkgerelateerde sterkte van de basisbehoeften (voorafgaand aan de experimentele manipulatie), behoeftevervulling en –frustratie en positief en negatief welbevinden (na de experimentele manipulatie).
Resultaten (en conclusie):
De sample bestond uit 150 arts-assistenten (73.3 % vrouw) met een gemiddelde leeftijd van 28.9 jaar. Mediatie-analyses toonden dat het effect van hoge behoefte-ondersteunende supervisiestijlen op positief welbevinden werd verklaard door behoeftevervulling terwijl het effect van lage behoefte-ondersteunende supervisiestijlen op negatief welbevinden werd verklaard door behoeftefrustratie. Echter, gemodereerde mediatie-analyses toonden dat werkgerelateerde sterkte van de psychologische basisbehoeften geen invloed had op het effect van behoeftevervulling of -frustratie op welbevinden (Hypothese 1) noch op het effect van supervisiestijl op behoeftevervulling en -frustratie (Hypothese 2). We concluderen dat hoge behoefte-ondersteunende supervisiestijlen positief bijdragen aan welbevinden via behoeftevervulling en dat lage behoefte-ondersteunende supervisiestijlen negatief bijdragen aan welbevinden via behoeftefrustratie, ongeacht individuele verschillen tussen arts-assistenten.
Discussie (beschouwing resultaten en conclusie in het kader van de theorie):
Dit onderzoek draagt bij aan het theoretische debat binnen de zelf-determinatie theorie en ondersteunt het principe van universaliteit van de psychologische basisbehoeften op welbevinden. Doordat individuele verschillen in werkgerelateerde sterkte van de psychologische basisbehoeften geen invloed hadden, vergroot ons onderzoek het belang om behoefte-ondersteunende supervisiestijlen te bevorderen en behoefte-frustrerende supervisiestijlen te vermijden. Aandacht voor ervaren behoeftevervulling en -frustratie is hierbij essentieel wegens hun unieke invloed op welbevinden van arts-assistenten. Een advies voor de praktijk is om supervisiestijlen onderwerp van gesprek te maken tijdens opleidingsbijeenkomsten, gesprekken met opleidingsgroepen en docentprofessionalisering waarbij het perspectief en de behoeften van de arts-assistent als lerende centraal staan. In toekomstig onderzoek kan de supervisierelatie tussen medisch specialisten en arts-assistenten langduriger gevolgd worden om beter te begrijpen hoe deze zich ontwikkelt en of andere individuele verschillen, bijvoorbeeld in veerkracht of copingsmechanismen, wel invloed hebben op behoeftevervulling, -frustratie en welbevinden.
Referenties:
[1] Deci, E. L., & Ryan, R. M. (2000). The ‘what’ and ‘why’ of goal pursuits: Human needs and the self-determination of behavior. Psychological Inquiry, 11(4), 227–268. https://doi.org/10.1207/S15327965PLI1104_01
[2] Schüler, J., Brandstätter, V., & Sheldon, K. M. (2013). Do implicit motives and basic psychological needs interact to predict well-being and flow? Testing a universal hypothesis and a matching hypothesis. Motivation and Emotion, 37(3), 480–495. https://doi.org/10.1007/s11031-012-9317-2