Communicatievaardigheden Beoordelen Tijdens ‘Objective Structured Clinical Examinations’ (OSCE’s): Vakinhoudelijk vs Generiek en Observatoren vs Simulatiepatiënten. Op Zoek naar het Optimale Evenwicht.

Informatie
Auteurs
A. Deketelaere
A. Sevenants
I. Fourneau
L. Cools
L. De Waele
M. Gijbels
S. Van Laer
Organisatie
KU Leuven
Congres
Heilige huisjes - Congres 2020
Context / probleemstelling of aanleiding

Probleemstelling:

Om als volwaardig arts te kunnen functioneren moeten studenten zowel vakinhoudelijk expert als communicator worden. Binnen KU Leuven worden communicatievaardigheden mee binnen de OSCE’s (objective structured clinical examinations) geëvalueerd. Deze evaluaties gebeuren in ‘generieke’ (exclusieve focus op communicatievaardigheden) en ‘vakinhoudelijke’ (vakinhoud met elementen van communicatievaardigheden) settings, door zowel observatoren als simulatiepatiënten.

Hoewel deze manier van evalueren courant is, is deze mogelijk problematisch (Swanson, D., Norman, R., & Linn, R., 1995). Potentieel laten observatoren zich leiden door hun vakinhoudelijke kennis en beoordelen ze zo de communicatievaardigheden van studenten vanuit hun eigen expertise, waar beoordelingen door simulatiepatiënten (als ‘leken’) mogelijk meer generieke aspecten van communicatievaardigheden omvatten.

In deze bijdrage gaan we na in hoeverre deze hypothese in lijn ligt met onze vaststellingen en hoe we zicht kunnen krijgen op de evolutie van studenten richting volwaardige communicatoren.

Methode:

We focussen op 3 onderzoeksvragen: is er samenhang tussen de beoordelingen van observatoren en simulatiepatiënten voor:

(1) volledige OSCE (totaal alle ‘niet-communicatie’, ‘vakinhoudelijke’ en ‘generieke’ settings)?

(2) ‘generieke’ setting?

(3) ‘vakinhoudelijke’ setting?

Data (n=410) werd verzameld tijdens de KU Leuven 18/19 bachelor OSCE. Voor elk van de onderzoeksvragen werd een correlatiematrix opgesteld met als variabelen: de beoordelingen door observatoren en simulatiepatiënten voor (1) het volledige OSCE, (2) ‘oriëntatie’ (‘generieke’ setting), en (3) anamnese (‘vakinhoudelijke’ setting).

Resultaten (en conclusie):

De correlatiematrix toont dat de samenhang (Cohen’s vuistregel) tussen beoordelingen door observatoren en simulatiepatiënten voor het volledige OSCE groot is (r(410) = .87, p < .000). Voor ‘generieke’ setting (oriëntatie) is de samenhang tussen observatoren en simulatiepatiënten klein (r(399) = .47, p < .000) en voor de ‘vakinhoudelijk’ setting (anamnese) is de samenhang gemiddeld (r(399) = .53, p < .000).

We kunnen hieruit concluderen dat observatoren en simulatiepatiënten hetzelfde referentiekader voor het beoordelen van communicatievaardigheden gebruiken. Een voorbeeld hiervan is de grote samenhang tussen de beoordelingen voor het volledige OSCE en de gemiddelde samenhang bij de ‘vakinhoudelijke’ setting. Beide resultaten liggen in lijn met LeBlanc, Kneebone, Nestel, et.al. (2009). Zij stellen dat communicatievaardigheden vaak als sterk samenhangend met inhoudelijke kennis aanzien worden, resulterend in een hoge communicatiescore voor inhoudelijk sterke studenten, en omgekeerd.

De kleine samenhang bij de ‘generieke’ setting is een argument om de voorliggende hypothese te verwerpen en één dat verder onderzoek vereist.

Discussie :

Ondanks de mogelijke beperkingen van deze bijdrage, kunnen we op basis van de resultaten enerzijds de praktijk van het OSCE bestendigen. Er lijkt consensus te zijn tussen observatoren en simulatiepatiënten over het gebruikte referentiekader om ‘communicatievaardigheden’ te beoordelen.

Anderzijds zijn er echter elementen tot vervolgonderzoek die zich opwerpen. Is het inderdaad wenselijk dat communicatievaardigheden zo context specifiek zijn en zet deze trend zich bijvoorbeeld door in de stagebeoordelingen van studenten? Wat is de reden tot gebrek in samenhang bij de ‘generieke’ setting? Zeker met de constatatie indachtig dat deze setting communicatievaardigheden in de ‘puurste’ vorm meet (communicatie expert als observator), maar de kleinste samenhang vertoont. Is daarom consensus tussen observator en simulatiepatiënt een goede raadgever of is een kwalitatieve aanpak (analyse) naar opleiding en instrumentgebruik door zowel observatoren als simulatiepatiënten meer opportuun?

Tijdens de presentatie van deze bijdrage willen we samen met het aanwezige publiek de resultaten en mogelijke vervolgstappen verder exploreren en koppelen aan de huidige wetenschappelijke inzichten. Dit om zo op termijn de evolutie van studenten geneeskunde richting volwaardige communicatoren te waarborgen.

Referenties:

LeBlanc, V. R., Tabak, D., Kneebone, R., Nestel, D., MacRae, H., & Moulton, C. A. (2009). Psychometric properties of an integrated assessment of technical and communication skills. The American journal of surgery, 197(1), 96 101.

Swanson, D. B., Norman, G. R., & Linn, R. L. (1995). Performance-based assessment: Lessons from the health professions. Educational researcher, 24(5), 5-11.

Banner
Banner
Banner

Zorgverleners voor de wereld van morgen

15 en 16 mei Hotel Zuiderduin in Egmond aan Zee