Aanbevelingen voor het optimaliseren van docentmotivatie in verschillende zorgcontexten

Informatie
Auteurs
A.M. Landstra
G. Bouwmans
J.J. Koksma
M.J.M. Verhees
R. F. J. M. Laan
R.E. Engbers
Organisatie
Radboud UMC
Rijnstate
Congres
Innovatie van morgen in het onderwijs van nu - Congres 2022
Context / probleemstelling of aanleiding

Probleemstelling:

De opleiding van artsen vindt in toenemende mate plaats in niet-universitaire ziekenhuizen en extramurale zorgpraktijken. Een grotere, meer gevarieerde groep zorgprofessionals heeft daardoor een rol als docent. Voor de kwaliteit van werkplekleren in deze leerwerkomgevingen is de kwaliteit van deze docenten essentieel (1). Als indicator voor docentkwaliteit onderzoeken we in deze studie docentmotivatie in verschillende zorgcontexten met behulp van de Self-Determination Theory (SDT). De SDT stelt dat wanneer docenten zich meer autonoom, competent en verbonden voelen ten aanzien van hun onderwijstaken, dit leidt tot een betere docentmotivatie (2). Omdat de SDT rekening houdt met contextuele factoren, kunnen we onderzoeken hoe verschillende contextuele factoren met deze gevoelens samenhangen en gerichte aanbevelingen doen hoe leerwerkomgevingen in te richten voor optimale docentmotivatie en -kwaliteit.

Methode:

Zorgprofessionals uit twee universitaire ziekenhuizen (UMC), zes niet-universitaire ziekenhuizen (NUZ) en verschillende opleidingspraktijken in de eerste lijn (ELG) vulden een digitale vragenlijst in. Naast vragen over geslacht, leeftijd en betrokkenheid bij opleiden, gebruikten we een gevalideerde vragenlijst (Teaching-Related Basic Needs Satisfaction) voor gevoelens van autonomie, competentie en verbondenheid in opleiden (schaal 0-4, hogere scores betekenen een betere motivatie). Ook vroegen we in hoeverre zorgprofessionals verschillende contextuele factoren, die volgens literatuur gerelateerd zijn aan docentmotivatie, ervaren in hun werkomgeving. We vergeleken gemiddelde scores op domeinen autonomie, competentie en verbondenheid van zorgprofessionals uit verschillende contexten met ANOVA, en gebruikten multipele regressie voor het onderzoeken van verbanden tussen deze gevoelens en contextuele factoren.

Resultaten (en conclusie):

We analyseerden antwoorden van 1407 zorgprofessionals: 707 (50.2%) werkzaam in een UMC, 503 (35.7%) werkzaam in een NUZ en 197 (14.1%) werkzaam in ELG. Ten aanzien van hun opleidingstaken voelden ELG zorgprofessionals zich het meest autonoom (2.90±0.53) vergeleken met UMC (2.60±0.62, p<0.01) en NUZ (2.76±0.56, p<0.01) zorgprofessionals. NUZ zorgprofessionals voelden zich meer autonoom dan UMC zorgprofessionals (p<0.01). UMC zorgprofessionals voelden zich competenter dan NUZ zorgprofessionals (2.87±0.58 vs. 2.74±0.60, p<0.01). NUZ zorgprofessionals (2.92±0.54) voelden zich het meest verbonden met anderen vergeleken met UMC (2.68±0.66, p<0.01) en ELG (2.75±0.62, p<0.01) zorgprofessionals.

Exploratieve factoranalyse op 13 contextuele factoren, geassocieerd met docentmotivatie volgens de literatuur, toonde 3 clusters: waardering, faciliteiten en ontwikkelingsmogelijkheden voor opleiden. Zorgprofessionals in alle zorgcontexten voelden zich met name autonomer en meer verbonden, maar ook competenter, in hun onderwijstaken, als ze waardering voor opleidingstaken ervoeren (gecorrigeerd voor leeftijd, geslacht en beschikbare opleidingstijd). De aanwezigheid van ontwikkelingsmogelijkheden in opleiden was geassocieerd met meer gevoelens van verbondenheid en in mindere mate ook met gevoelens van competentie en autonomie. Zorgprofessionals die betrokken waren bij het ontwikkelen en coördineren van opleiden voelden zich autonomer, competenter en meer verbonden in hun opleidingstaken vergeleken met zorgprofessionals die enkel op uitvoerende wijze bij opleiden betrokken waren. De aanwezigheid van faciliteiten voor opleiden was gerelateerd aan meer gevoelens van autonomie en verbondenheid. Zorgprofessionals die opleiden als kerntaak belangrijk vonden tijdens hun sollicitatie voelden zich meer autonoom, competent en verbonden.

Discussie :

De resultaten bieden handvatten bij het inrichten van leerwerkomgevingen voor een optimale docentmotivatie en onderstrepen het belang van: 1) waardering voor opleidingstaken vanuit collega’s en de organisatie, bijvoorbeeld in de vorm van een duidelijke opleidingsvisie, 2) ontwikkel- en loopbaanmogelijkheden op het gebied van onderwijs en opleiden, 3) ondersteuning van docenten in alle zorgcontexten, 4) het adresseren van de kerntaak opleiden tijdens sollicitatiegesprekken, en 5) het betrekken van zorgprofessionals uit alle contexten bij het coördineren en ontwikkelen van de opleidingspraktijk, waarbij we adviseren te sturen op context overstijgende docentprofessionalisering en het faciliteren van ‘communities of teachers’.

Referenties:

1. Zelek B, Goertzen J. A model for faculty engagement in distributed medical education: Crafting a paddle. Can Med Educ J. 2018;9(1):e68-e73.

2. Deci EL, Ryan RM. Self-determination theory. Handbook of theories of social psychology. 2011;1:416-33.

Banner
Banner
Banner

Zorgverleners voor de wereld van morgen

15 en 16 mei Hotel Zuiderduin in Egmond aan Zee