Context / probleemstelling of aanleiding
Context/probleemstelling of aanleiding:
Momenteel zijn er weinig gelegenheden voor geneeskundestudenten om te oefenen met elektronisch voorschrijven (e-voorschrijven), ondanks dat dit al bijna tien jaar de norm is. Het gebrek hieraan heeft deels te maken met zorgen over de patiëntveiligheid bij het oefenen in een elektronisch voorschrijfsysteem (EVS) en het gebrek aan goede alternatieven. Het is echter cruciaal voor geneeskundestudenten om te oefenen met het voorschrijven en fouten te kunnen maken om de benodigde voorschrijfvaardigheden te ontwikkelen. Het is momenteel onduidelijk in hoeverre deze vaardigheden aan bod komen in het geneeskundecurriculum.
Om de deze competentiekloof te adresseren, vergelijken wij de voorschrijffouten van geneeskundestudenten in een elektronisch voorschrijfsysteem (EVS) met die in een ‘traditioneler’ voorschrijfplatform (Pscribe).
Beschrijving van de interventie/innovatie:
In deze pilotstudie hebben wij de frequentie en aard van voorschrijffouten gemaakt door vierdejaars geneeskundestudenten onderzocht in de periode 10/2022 – 07/2023. Deelname was vrijwillig en werd zodanig gepland dat het paste in het rooster. De studenten werden willekeurig verdeeld in twee groepen: de interventiegroep (EVS) en de controlegroep (niet-EVS). Vervolgens kregen zij een voorschrijfopdracht bestaande uit twee casussen, waarvan de voorschriften werden beoordeeld en de studenten persoonlijke feedback ontvingen. De voorschrijffouten werden gecategoriseerd en de baselinekarakteristieken, voorschriftgerelateerde uitkomsten (e.g., cijfer) en de prevalentie van voorschrijffouten geanalyseerd en vergeleken tussen de groepen.
Ervaringen/analyse van de implementatie:
Er deden 84 studenten mee aan onze studie. 94.6% had ten minste één fout in de voorschrijfopdracht, waarbij de meerderheid van de fouten betrekking had tot inadequate informatie (e.g., ontbrekende gebruiksinstructies). In de interventiegroep hebben meer studenten afleverhoeveelheid-gerelateerde fouten (71.4% vs. 19.0%; P <0.01), maar minder administratieve fouten (2.4% vs. 19.0%; P 0.03) gemaakt. Een aantal platform-specifieke voorschrijffouten werd geïdentificeerd, waaronder een fout afleveraantal door een invoerfout (EVS), doseringen ingevoerd in het verkeerde veld (EVS), ontbrekende personalia (niet-EVS) en het ontbreken van de concentratie van het preparaat (niet-EVS). In de voorschrijffouten die in beide platforms werden gemaakt, zijn significante verschillen gevonden in aantallen, voor respectievelijk de interventie- en controlegroepen, voor o.a.: het ontbreken van het gewicht bij een kind (100% vs. 24%; P <0.01) en een te grote afleverhoeveelheid voor de benodigde behandeling (21.4% vs. 2.4%; P 0.02).
Lessons learned (implicaties voor de praktijk):
Deze pilotstudie benadrukt de behoefte aan het onderwijzen van zowel e-voorschrijf- als traditionele voorschrijfcompetenties in het geneeskundecurriculum. Zo vonden wij significante foutenverschillen tussen e-voorschrijven en traditioneel voorschrijven, evenals platform specifieke fouten. In het geval van EVS-specifieke fouten, worden de benodigde competenties om deze fouten te voorkomen onvoldoende geadresseerd in het curriculum, wat tot gevaarlijke situaties kan leiden. Meer onderzoek is nodig om de specifieke competenties te identificeren. Daarnaast is er dringend behoefte aan realistische e-voorschrijfomgevingen waarin deze competenties onderwezen, beoefend en getoetst kunnen worden.