Context / probleemstelling of aanleiding
Probleemstelling (inclusief theoretische onderbouwing en onderzoeksvraag/vragen):
Afgelopen twee decennia is het aantal artsen dat promoveert met 256% gestegen.¹ Tegelijkertijd is na zeven jaar ongeveer een kwart van de promoties (nog) niet afgerond en is ruim de helft van de gepromoveerden na tien jaar niet meer academisch actief. Ook internationaal bestaan zorgen over uitval van en een tekort aan arts-onderzoekers, ook wel ‘de lekkende academische pijplijn’ genoemd.² Motivatie is een bekende factor voor zowel initiatie als persistentie van gedrag en zou kunnen bijdragen aan deze ‘lekkende pijplijn’. Zo wordt beweerd dat promovendi vooral promoveren voor een opleidingsplek, met weinig academische interesse en ambitie. Vanuit de ‘Self-Determination Theory’ (SDT) en ‘Expected Value Theory’ (EVT) onderzoeken we motivatie van medische promovendi. We benaderen motivatie vanuit de SDT als een multidimensionaal construct bestaande uit autonome (AM) en gecontroleerde motivatie (CM) en bekijken hoe deze tot stand is gekomen vanuit theoretische determinanten (onderzoeks self-efficacy en waarden) vanuit de EVT. Daarnaast onderzoeken we de relatie tussen motivatie en academische uitkomsten. Als secundaire uitkomst wordt motivatie in verschillende PhD-fases, carrière posities en mate van competitieve specialismen onderzocht. Inzicht in motivatie voor een PhD kan bijdragen aan het aantrekken én behouden van de juiste persoon in de ‘academische pijplijn’.
Methode:
In deze landelijke cross-sectionele studie participeerden 1508 Nederlandse medische promovendi. Zij werden middels vragenlijsten met 7-punt Likert antwoordschalen bevraagd op hun motivaties voor een PhD, bevlogenheid, (verwachte) uitloop, geschatte risico op uitval, en academische ambities. Multipele regressie analyses werden uitgevoerd om de relaties tussen motivatie, theoretische determinanten en academische uitkomsten te onderzoeken. Hierbij werd gecorrigeerd voor mogelijke confounders.
Resultaten (en conclusie):
Ruim 80% van de promovendi startte een promotietraject als student of basisarts en ruim driekwart was (nog) niet verzekerd van een opleidingsplek ten tijde van bevragen.Bijna een kwart gaf aan geen PhD te zijn begonnen wanneer dit geen invloed zou hebben op klinische posities,zoals een vervolgopleiding.Onderzoeks self-efficacy,waarden met betrekking tot een academische loopbaan en persoonlijke ontwikkeling leidden tot significant hogere AM (gecorrigeerde β=.15, .28, .45). Klinische carrière waarden waren significant negatief gerelateerd aan AM en positief gerelateerd aan CM (gecorrigeerde β=-.07, .33).Eén op de zeven promovendi had lage tot zeer lage AM voor een PhD en van alle promovendi met hoge tot zeer hoge AM had bijna een kwart ook een hoge tot zeer hoge CM. AM resulteerde in significant meer bevlogenheid, lager verwacht uitval risico en meer academische ambities (gecorrigeerde β=.42, -.04, .25), waar CM tegengesteld relateerde aan deze constructen (gecorrigeerde β= -.22, .36, -.18). Stijging van CM bij eenzelfde AM bleek een nadelig effect te hebben op academische uitkomsten. Zowel AM als CM van MD-PhD studenten en basisartsen was significant hoger dan van artsen in opleiding en medisch specialisten (gemiddeld verschil .17, .47). Motivatie verschilde niet significant tussen laag versus hoog competitieve specialismen. AM en in mindere mate ook CM namen af met voortgang van de PhD (β=-.06, -.03).
Discussie (beschouwing resultaten en conclusie in het kader van de theorie):
Zowel type als kwantiteit van motivatie zijn relevant in selectie en het behouden van (toekomstig) arts-onderzoekers. Om de juiste persoon op de juiste plek te krijgen is stimulering van AM en vermijding van CM voor een PhD vooraf aan en tijdens promotietrajecten relevant. Verduurzaming van de ‘lekkende academische pijplijn’ zou kunnen door: (1) flexibiliteit in timing en omvang van onderzoekstrajecten te bieden, (2) (toekomstige) promovendi aan te moedigen bewust te reflecteren op hun motivatie met bijbehorende uitkomsten, (3) binnen specialismen kritisch de waarde van een PhD te evalueren en expliciet diversiteit in profilering in andere relevante gebieden (zoals management of technologie) te steunen voor wie initieel lage AM voor wetenschappelijke profilering heeft, (4) investeren in AM tijdens PhD-trajecten.
Referenties:
1.https://www.artsenauto.nl/phd-explosie/ geraadpleegd 21/09/2022.
2.Jain MK, Cheung VG, Utz PJ,et al.(2019).Saving the endangered physician-scientist—A plan for accelerating medical breakthroughs.NEJM.381:399–402.