Ik herinner mij dat er in het grijze verleden in bepaalde tijdschriften reclame werd gemaakt voor X-Ray brillen. Door de reclamemakers werd gesuggereerd dat je door de kleren van mensen heen kon kijken. De doelgroep was duidelijk: testosterongeladen pubers en ‘oud pubers’. Wat ze zagen heb ik nooit gehoord, maar het zal vast een deceptie zijn geweest. Soms is het beter niet alles te willen weten en te willen zien.
Ik moet daar tegenwoordig vaak aan denken. We leven momenteel in een maatschappij van transparantie en ‘alles willen weten’. Artsen worden gedwongen volledige inzage te geven in hun ‘complicatiescores’, opleidingsafdelingen moeten ‘doorgelicht’ worden met behulp van ongebreidelde lijsten van kwaliteitsindicatoren, artsen in opleiding tot specialist (aios) moeten voldoen aan talloze gedragsindicatoren, die door iedereen moeten worden ‘gescand’ in multisource feedback processen. De docenten worden gefeedbackt door hun leerlingen en de leerlingen door elkaar en we lijken elkaar alles te willen zeggen.
Ik werk er zelf ook aan mee, geef cursussen aan artsen om beter feedback te geven, vertel dat criteria in gedragsindicatoren vertaald moeten worden, ik train aios om hun supervisoren constructieve feedback te geven en ik zie de openheid die hierdoor ontstaat.Toch denk ik dat we de wens om feedback te kunnen geven niet moeten verwarren met de roep om transparantie. Worden we wel beter van al die transparantie? Of draait het uit op de boven be schreven deceptie, vallen grote mensen van hun voetstuk, gaan we twijfelen aan rolmodellen, worden details belangrijker dan de grote lijn? Het draait toch om vertrouwen, tussen arts en patiënt, tussen aios en supervisor, tussen directies en de werkvloer.
Willen we al die naakte waarheden wel? Geeft het niet eerder blijk van wantrouwen dat, gevoed door enkele soms ernstige incidenten, leidt tot een ‘blootcultuur’, de naakte waarheid van al ons handelen. Kunnen we niet van deze ontwikkelingen het goede behouden en de rest als tijdelijke hype zien? Dat houdt in dat we bereid moeten zijn om feedback te krijgen op ons handelen in alle rollen als arts, als supervisor, als aios, maar dat de basis ligt in het onderlinge vertrouwen dat je die feedback geeft en krijgt om een betere arts, supervisor en aios te (laten) worden. Niets anders. Dan is het veilig en leerzaam.
Misschien is het goed om in dit licht ook te kijken naar de bijlagen, die vanaf TMO-2 van 2010 zullen verschijnen met nieuwe ‘richtlijnen’ uit het InVIVO project, de eerste over multisource feedback. Het zal een belangrijke serie richtlijnen worden, die de onderwijsvernieuwing in de vervolgopleiding kan ondersteunen.
In het voor u liggende nummer van TMO treft u een belangwekkende bijdrage aan over beoordelen: het artikel van Pelgrim et al. waarbij de simulatiepatiënten tijdens OSCE’s worden ingezet als beoordelaar. Dat blijkt te kunnen, zij het met enige reserve. In het artikel wordt dit toegelicht. Voorts twee interessante bijdragen in de categorie onderwijsvernieuwingen: virtuele microscopie bij het histologiepracticum en het computerondersteund samenwerkend leren in de sociale geneeskunde. Dat blijken beide aanwinsten te zijn die een blijvende plaats in de curricula gaan krijgen.
Maar de bijdrage die het meest bij mijn ‘redactionele verzuchtingen’ aansluit, is de boekbespreking van het boek van Paul Brand: ‘de Stoel van God’. Daarin komen de zaken die ik hierboven aansneed indringend aan de orde. Verplichte kost voor elke aanstaande dokter!
Laten we ons dan niet gek maken door transparantie-eisende beleidsmakers: het gaat om het vertrouwen in dat wat je mag verwachten van iemand die met passie zijn vak als arts, supervisor of aios uitoefent. Dat is authentiek en verdient respect zonder wantrouwen.